·

Tijdzinnen in het Engels: "when" en "will"

Engelse grammatica staat ons niet toe om de toekomende tijd te gebruiken in bijzin van tijd (met uitdrukkingen zoals „after“, „as soon as“, „before“ enz.). In een bijzin van tijd moeten we de tegenwoordige tijd gebruiken en in de hoofdzin gebruiken we de toekomende tijd of de gebiedende wijs. Bijvoorbeeld:

I will give it to him after he arrives.
I will give it to him after he will arrive.
As soon as you get the email, let me know, please.
As soon as you will get the email, let me know, please.

Hetzelfde geldt natuurlijk voor bijzinnen van tijd ingeleid door het voegwoord „when“:

I'll call you when I come home.
I'll call you when I will come home.

In gevallen waarin „when“ een vraag inleidt, niet een bijzin, gebruiken we „will“ om de toekomst uit te drukken:

When will you get the results?
When do you get the results?

De situatie wordt iets ingewikkelder wanneer de vraag indirect is. Het deel na „when“ lijkt dan op een bijzin van tijd, maar wordt in feite begrepen als onderdeel van de vraag. Bijvoorbeeld, als de oorspronkelijke vraag was: „When will you get the results?“, kunnen we vragen:

Could you tell me when you will get the results?
(zie details hieronder) Could you tell me when you get the results?

De tweede zin is grammaticaal correct, maar heeft een andere betekenis! In het eerste geval vraag je op welk tijdstip de andere persoon de resultaten zal weten, dus het antwoord zou bijvoorbeeld „om vijf uur“ kunnen zijn. In het tweede geval vraag je de persoon om je te laten weten nadat hij de resultaten heeft ontvangen, dus hij zou wachten tot hij ze heeft ontvangen en je dan informeren.

Soms is het moeilijker te herkennen dat de structuur een indirecte vraag is. Overweeg de volgende voorbeelden:

I don't know when he will come.
(zie details hieronder) I don't know when he comes.

Deze zinnen zouden we als volgt kunnen herformuleren:

What I don't know is: When will he come?
What I don't know is: At what time does he habitually come?

Beide vragen zijn grammaticaal correct, maar alleen de eerste vraagt naar een specifieke tijd waarop de persoon zal komen. De tegenwoordige tijd in de tweede suggereert dat we vragen naar wat er gewoonlijk gebeurt (bijvoorbeeld elke dag of elke week). De vraag is in de tegenwoordige tijd omdat ook het antwoord in de tegenwoordige tijd zou zijn, bijv. „He usually comes at 5 o'clock.

Tot slot, laten we toevoegen dat „when“ kan worden gebruikt om aanvullende informatie te geven over een bepaald tijdstip. Vergelijk de volgende twee zinnen:

I will go jogging tomorrow when there are no cars in the streets.
I will go jogging tomorrow, when there will be no cars in the streets.

Deze zinnen moeten we als volgt begrijpen:

Tomorrow, at a time when there are no cars, I will go jogging.
There will be no cars in the streets tomorrow, which is why I will go jogging.
Blijf lezen
Opmerkingen