bijwoord “off”
- weg (in de betekenis van weggaan of vertrekken)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She got on her bike and rode off.
- uit (om in een toestand van niet werken of functioneren te komen)
Please turn off the lights when you leave.
- af (om te verwijderen of te scheiden)
He cut off a piece of rope.
- af
The actor waited off until his cue.
bijvoeglijk naamwoord “off”
basisvorm off (more/most)
- uitgeschakeld
All the machines are off.
- afgelast
- niet correct of enigszins vreemd
There's something off about this meal.
- afgeprijsd
All items are 30% off this weekend.
- niet lekker
I'm feeling a bit off today.
- bedorven
- niet beschikbaar
The fish is off today; may I suggest the chicken?
voorzetsel “off”
- weg van of naar beneden van een plaats of positie
- van
Please take your feet off the table.
- bij
The café is just off the main square.
- op een afstand van, vooral op zee
The island lies off the coast of Spain.
- zonder
It's great that he's finally off drugs.
- van
I bought this watch off a friend.
zelfstandig naamwoord “off”
enkelvoud off, ontelbaar
- start
She knew he was lying right from the off.