zelfstandig naamwoord “code”
enkelvoud code, meervoud codes of ontelbaar
- code
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
Developers spend days writing code for new software.
- code (geheim)
The soldiers used a code to send messages that the enemy couldn't read.
- code (toegang)
She entered the code to unlock the safe.
- code (identificatie)
Each item in the store has a bar code for scanning.
- code (gedragsregels)
Journalists often follow a code of ethics when reporting news.
- wetboek
The building code requires that all new houses have smoke detectors.
- code (ongeschreven regels)
There's an unwritten code among friends to keep secrets shared in confidence.
- (geneeskunde) een medisch noodgeval in een ziekenhuis dat onmiddellijke aandacht vereist
The nurse called a code when the patient's heart stopped.
werkwoord “code”
infinitief code; hij codes; verleden tijd coded; volt. deelw. coded; ger. coding
- coderen (programmeren)
She spends hours coding every day for her job.
- coderen (versleutelen)
The secret message was coded to prevent interception.
- coderen (classificatie)
The survey responses were coded for data processing.
- (geneeskunde, intransitief) dat een patiënt een medisch noodgeval ervaart dat reanimatie vereist
The critically ill patient coded during the night.
- (medicijn) om in een ziekenhuis via een code om dringende medische hulp te vragen
The nurse coded the emergency when the patient's condition worsened.