red (EN)

bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “red”

1. rood
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   He picked a ripe, red apple from the tree.
2. rossig
   The pretty girl had red hair and freckles.
3. rood (van schaamte, woede of verlegenheid)
   When she realized everyone was staring, she turned red with embarrassment.
4. rood (in kaartspellen, harten of ruiten)
   In our game of cards, all my red cards were diamonds, giving me a strong hand.
5. rood (linkse politiek, voornamelijk socialistisch of communistisch)
   During the Cold War, anyone suspected of being red was closely monitored by government agencies.
6. rood (in de Amerikaanse politiek, geassocieerd met de Republikeinse Partij)
   Wyoming is an example of a red state.

zelfstandig naamwoord “red”

1. rood (de kleur)
   The dress she wore was a vibrant shade of red, making her stand out in the crowd.
2. rooie (iemand die revolutionair socialisme of communisme steunt, vooral een bolsjewiek)
   During the Cold War, the Reds were closely monitored by the government.
3. rode wijn
   At the dinner party, we had a choice between reds and whites, so I chose a red.
4. rood (in snooker, een van de 15 rode ballen)
   In his next shot, he aimed for a red near the corner pocket.