werkwoord “blur”
infinitief blur; hij blurs; verleden tijd blurred; volt. deelw. blurred; ger. blurring
- vervagen
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
Tears blurred her vision, making it hard to see the road ahead.
- vervagen
As tears filled her eyes, the words on the page blurred.
- onduidelijk maken (door verschillen minder zichtbaar te maken)
His reaction blurred the lines between anger and sadness.
- onduidelijk worden (moeilijk te onderscheiden)
As she grew older, the differences between dreams and reality blurred.
- verspreiden (waardoor iets vuil of minder duidelijk wordt)
Crying over the letter, her tears blurred the ink, making it hard to read.
- de focus verplaatsen (in een grafische gebruikersinterface)
Clicking outside the text box blurred the input field, moving the focus to the next element on the page.
zelfstandig naamwoord “blur”
enkelvoud blur, meervoud blurs of ontelbaar
- het vervagen
Through her tears, the entire world seemed like a blur.
- een waas
Through her tears, the entire world seemed like a blur.
- een vlek (door verspreiding of uitvegen)
After accidentally touching the wet painting, his finger left a blur on the canvas.