·

basis (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “basis”

enkelvoud basis, meervoud bases
  1. Basis (de belangrijkste ondersteuning of fundering van een idee, argument of proces)
    Her research formed the basis of the new treatment method.
  2. basis (vaak in "op basis van", de onderliggende reden)
    The decision was made on the basis of the available evidence.
  3. een regelmatige manier of frequentie waarop iets gebeurt
    He checks his email on an hourly basis to stay updated.
  4. Basis (de fundering of ondersteuning van een fysiek object)
    The monument was built on a solid stone basis to ensure stability.
  5. (in de wiskunde) een verzameling elementen waaruit andere elementen kunnen worden gevormd, zoals vectoren in een vectorruimte
    In linear algebra, we learned how to find a basis for a vector space.
  6. kostprijs (in boekhouding)
    The accountant needed to determine the basis of the stock to calculate taxes owed.
  7. (handel) het verschil tussen de lokale contante prijs van een grondstof en de prijs op de termijnmarkt
    Farmers watch the basis to decide when to sell their crops.