werkwoord “connect”
infinitief connect; hij connects; verleden tijd connected; volt. deelw. connected; ger. connecting
- verbinden
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The bridge connects the island to the mainland, making travel much easier.
- aansluiten (bij een ander object passen of daaraan bevestigd kunnen worden)
The charger connects to the laptop through this port.
- verbinden met het internet of een netwerk
I need to connect my laptop to the Wi-Fi network to access the internet.
- telefonisch contact opnemen met
She dialed the number and was quickly connected to her doctor's office.
- een verband leggen tussen
She didn't connect her sudden headaches with the new construction noise until her doctor suggested it.
- een goede relatie opbouwen met
Despite their differences, Sarah and Tom connected over their shared love of music.
- overstappen (tijdens een reis van het ene op het andere vervoermiddel)
In Paris, I'll connect from the train to a bus that takes me directly to my hotel.
- raken (een slag of stoot die zijn doel bereikt)
When her punch connected with the bag, it swung wildly.