zelfstandig naamwoord “dance”
enkelvoud dance, meervoud dances of ontelbaar
- dans
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
Every Saturday night, they would clear the living room to dance the salsa together.
- dansfeest (of dansavond)
The high school prom is a dance that many students look forward to all year.
- dancemuziek
When the DJ played my favorite dance track, I couldn't help but groove to the beat.
- dans (een metaforische interactie tussen concurrenten)
The negotiations between the two companies were like a delicate dance of offers and counteroffers.
werkwoord “dance”
infinitief dance; hij dances; verleden tijd danced; volt. deelw. danced; ger. dancing
- dansen
She danced gracefully across the stage, captivating the audience.
- dartelen (of huppelen, als het speels is)
The leaves danced in the wind, creating a peaceful rustling sound.
- laten dansen (of laten dartelen/huppelen)
The puppeteer danced the marionettes across the stage with expert control.
- een subtiele manier om te verwijzen naar seksuele activiteiten (een eufemisme dat vaak in popliedjes wordt gebruikt)
The couple had been flirting all evening, and it was clear they wanted to dance with each other.