zelfstandig naamwoord “page”
enkelvoud page, meervoud pages
- pagina
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The new chapter starts on page 45.
- bladzijde
He accidentally tore a page out of his notebook.
- webpagina
She updated her profile page on the social networking site.
- schermpagina
He scrolled several pages down on the website.
- hoofdstuk (in de geschiedenis)
The discovery of electricity was an important page in human progress.
- (in de informatica) een blok geheugen van vaste lengte dat door computers wordt gebruikt
The software uses several pages of memory to run efficiently.
- een jong persoon die in dienst is om leden van een wetgevend orgaan te helpen door berichten te bezorgen en klusjes te doen
The page handed the senator an important note during the session.
- page (een jongeling die een persoon van hoge rang aan een koninklijk hof bedient)
As a page to the queen, he learned about courtly manners.
- bibliotheekassistent
The page reshelved the returned books.
- bruidsjonker
The page carried the bride's train as she walked down the aisle.
werkwoord “page”
infinitief page; hij pages; verleden tijd paged; volt. deelw. paged; ger. paging
- omroepen
The receptionist paged Dr. Thompson to come to the front desk.
- een bericht sturen (met een pieper)
Can you page our current location to him?
- pagineren
The author forgot to page the manuscript correctly, causing confusion during editing.