zelfstandig naamwoord “match”
enkelvoud match, meervoud matches
- lucifer
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
He lit a match to light the candles on the birthday cake.
- wedstrijd
The soccer match attracted thousands of fans to the stadium.
- evenknie (een persoon of ding dat op een bepaalde manier gelijk is aan een ander)
She has finally found her match in this chess tournament.
- Match (een persoon of ding dat goed bij een ander past)
His skills are a perfect match for the job requirements.
- combinatie (die goed bij elkaar past)
The colors of the walls and the curtains are a good match.
werkwoord “match”
infinitief match; hij matches; verleden tijd matched; volt. deelw. matched; ger. matching
- Overeenkomen (hetzelfde zijn als of vergelijkbaar zijn met iets anders)
The pattern on the pillow matches the bedspread.
- combineren (dingen samenvoegen of combineren zodat ze er aantrekkelijk uitzien samen)
She tried to match her shoes with her handbag.
- evenaren
In the final lap, he matched the leader.
- overeenkomen met iets
His testimony doesn't match the evidence.