werkwoord “live”
infinitief live; hij lives; verleden tijd lived; volt. deelw. lived; ger. living
- leven
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The turtle can live for over a hundred years.
- wonen
She lives in a small apartment in the city center.
- overleven
After the accident, doctors told us she will live.
- herinnerd worden
The legend of the hero will live on for centuries.
- zijn leven leiden
Some people choose to live a nomadic lifestyle.
- zich voeden (met iets)
The hermit has learned to live on fruit.
bijvoeglijk naamwoord “live”
basisvorm live, niet-vergrotend
- levend
Be careful with that snake; it's a live one!
- echt (bestaand in werkelijkheid)
He is a live example of why it is important to pay attention to your surroundings.
- beweeglijk (in staat kracht of beweging over te brengen)
The live axle transmits power directly to the wheels.
- onder spanning (elektrisch actief)
The electrician warned us not to touch the live wire.
- live (uitgezonden op het moment dat het gebeurt)
The concert was aired on a live broadcast across the country.
- in het spel (wanneer het spel niet is gestopt)
The referee declared the ball live, and the game continued.
- live (uitgevoerd voor een publiek)
The comedy club features live stand-up every Friday night.
- live opgenomen (opname tijdens een optreden met publiek)
The band's live recording captured the energy of their performance.
- actief (niet ontploft maar kan ontploffen)
The bomb squad was called in to defuse a live grenade found in the park.
- inzetbaar (in een gokspel waar de inzet verhoogd kan worden)
In the last round of poker, there was a live straddle, increasing the stakes.
- met echte mensen (niet geanimeerd)
The movie uses live actors instead of animation for a more realistic feel.
- brandend
We sat by the fireplace, warming our hands over the live coals.
bijwoord “live”
- live (gebeurt en wordt tegelijkertijd uitgezonden)
Fans around the world watched the championship match live on their screens.
- live (optreden of spreken voor een publiek)
The comedian is funnier when you see him perform live.