zelfstandig naamwoord “cog”
enkelvoud cog, meervoud cogs
- tandwiel
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The old clock had many cogs inside to keep accurate time.
- een van de tanden op een tandwiel
A broken cog can cause the whole wheel to stop working.
- (figuurlijk) een persoon die een ondergeschikte rol speelt in een grote organisatie of systeem
She felt like just a little cog in the company.
- (projectie) een uitsteeksel op een balk dat in een inkeping in een ander stuk past
The builder used a cog to secure the beam in place.
werkwoord “cog”
infinitief cog; hij cogs; verleden tijd cogged; volt. deelw. cogged; ger. cogging
- iets uitrusten met tandwielen
The mechanic cogged the gears for the new clock.
- (voor een elektromotor) in schokkerige stappen bewegen wanneer niet van stroom voorzien.
The motor cogs when you try to turn it by hand.