werkwoord “pour”
infinitief pour; hij pours; verleden tijd poured; volt. deelw. poured; ger. pouring
- gieten
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She poured milk into the glass until it was full.
- uitstorten
When she heard the news, she poured out her anger on everyone around her.
- stromen
As the clouds darkened, rain began to pour from the sky.
- stortregenen
When I left the house, it started pouring.
- toestromen
Fans poured into the stadium for the big game.
zelfstandig naamwoord “pour”
enkelvoud pour, meervoud pours
- het gieten
Her steady pour of syrup over the pancakes was mesmerizing to watch.
- stortbui
We canceled our picnic because the weather forecast predicted heavy pours all afternoon.