just (EN)

bijwoord, bijvoeglijk naamwoord

bijwoord “just”

1. slechts
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   I just need a pen to sign the document.
2. doet de geleverde inspanning teniet
   He studied all night just to fail the test.
3. helemaal
   The colors in the sunset are just amazing.
4. zojuist
   I just finished my homework, so I'm free now.
5. nauwelijks
   I just made it to the train before the doors closed.
6. precies
   The picture is hung just so, with perfect alignment.

bijvoeglijk naamwoord “just”

1. rechtvaardig
   The judge's decision was just and fair to both parties.
2. echt (als in 'gebaseerd op de waarheid')
   Her prediction turned out to be just, as the results confirmed her theory.