werkwoord “tuck”
infinitief tuck; hij tucks; verleden tijd tucked; volt. deelw. tucked; ger. tucking
- instoppen
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She tucked the blanket around the sleeping baby to keep him warm.
- wegstoppen
She tucked her phone into her backpack before heading out.
- (voedsel) eten
After a long day of work, she eagerly tucked into her dinner, savoring every bite.
- netjes passen
The small desk tucked perfectly under the staircase, saving a lot of space.
- zich oprollen (bij duiken)
She tucked before jumping into the pool.
zelfstandig naamwoord “tuck”
enkelvoud tuck, meervoud tucks of ontelbaar
- plooi (genaaid om de grootte te verminderen)
She made several tucks in the skirt to ensure it fit perfectly around the waist.
- opgerolde of gevouwen positie
The cat found a cozy spot in the sunlight and settled into a tight tuck, purring contentedly.
- huidcorrectie (om overtollige huid te verwijderen)
After losing a lot of weight, she decided to get an arm tuck to remove the loose skin.
- hurkhouding (bij duiken, waarbij de schenen dicht bij het lichaam worden gehouden)
In her dive, she executed a perfect tuck, drawing her knees tightly to her chest.