zelfstandig naamwoord “spark”
enkelvoud spark, meervoud sparks
- vonk
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
As James hammered the metal, sparks flew in every direction, lighting up the dim workshop.
- elektrische vonk
When she flipped the light switch, a small spark flickered from the outlet.
- aanleiding (die een significante ontwikkeling start)
Her impassioned speech was the spark that ignited the community's activism.
- vonken (in de zin van irritatie of conflict)
When he criticized her cooking, sparks flew between them for the rest of the evening.
werkwoord “spark”
infinitief spark; hij sparks; verleden tijd sparked; volt. deelw. sparked; ger. sparking
- ontsteken
She sparked the campfire, bringing warmth to the chilly evening.
- vonken (licht of elektriciteit uitstralen)
As the firewood caught fire, it sparked gently in the cool night air.
- aanzetten (tot een bepaalde actie of reactie)
Her question sparked a heated debate among the panelists.