zelfstandig naamwoord “test”
enkelvoud test, meervoud tests
- toets
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The students were nervous before taking the final test in history class.
- test
The engineers conducted a test to determine the durability of the new material.
- beproeving
Climbing the mountain was a test of their endurance.
- test (geneeskunde, een procedure uitgevoerd om een ziekte of aandoening op te sporen of te diagnosticeren)
The doctor recommended a blood test to check her iron levels.
- (cricket) een wedstrijd die over meerdere dagen wordt gespeeld tussen internationale cricketteams
The cricket fans were excited about the upcoming Test between England and India.
- (biologie) de harde uitwendige schelp van bepaalde zeeorganismen zoals zee-egels
She collected several sea urchin tests while walking along the beach.
werkwoord “test”
infinitief test; hij tests; verleden tijd tested; volt. deelw. tested; ger. testing
- Toetsen (een examen afnemen bij iemand)
The instructor will test the students on chapter five.
- testen (iets onderzoeken of evalueren)
The engineer tested the software for bugs.
- op de proef stellen
The difficult puzzle tested her problem-solving skills.
- een medisch onderzoek uitvoeren
The doctor tested her eyesight.
- testen (medisch)
He tested positive for COVID-19.
- testen (scheikunde, een stof onderzoeken met een reagens om de aanwezigheid van een bepaald bestanddeel te detecteren)
They tested the water for contaminants using various chemical tests.