·

reduce (EN)
werkwoord

werkwoord “reduce”

infinitief reduce; hij reduces; verleden tijd reduced; volt. deelw. reduced; ger. reducing
  1. verminderen
    The company plans to reduce its expenses by cutting unnecessary costs.
  2. herleiden (tot een slechtere staat)
    The flood reduced the bridge to a pile of debris.
  3. innemen (met geweld)
    The troops reduced the enemy fort after weeks of fighting.
  4. inkoken (in de keuken, een vloeistof indikken door overtollig water weg te koken)
    Reduce the sauce over medium heat until it becomes thick.
  5. vereenvoudigen (in de wiskunde, een uitdrukking of vergelijking vereenvoudigen)
    Reduce the equation to solve for x.
  6. reduceren (in de chemie, een stof elektronen laten opnemen of zuurstof laten verliezen)
    In this reaction, the copper ions are reduced to metal.
  7. reponeren (in de geneeskunde, een ontwrichting of breuk corrigeren door botten terug te brengen naar hun normale positie)
    The paramedic reduced the patient's dislocated elbow on site.
  8. reduceren (in de informatica, een probleem omzetten in een ander)
    The algorithm reduces the complex data set to manageable parts.