narrow (EN)

bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord

bijvoeglijk naamwoord “narrow”

1. smal
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   The bridge was so narrow that only one car could cross at a time.
2. beperkt (in omvang of grootte)
   His expertise was in a narrow field of quantum physics.
3. strikt (niet flexibel of breed interpreteerbaar)
   Her narrow view of the issue ignored the underlying causes.
4. bekrompen (beperkt in begrip of acceptatie)
   His narrow attitudes towards other cultures were a barrier to making friends abroad.
5. nipt (slechts een klein verschil of kloof)
   The team won the game by a narrow margin of two points.

zelfstandig naamwoord “narrow”

1. nauwe doorgang (meervoud: nauwe doorgangen)
   The ship carefully navigated through the narrows.

werkwoord “narrow”

1. versmallen (iets minder breed of meer beperkt maken)
   The tailor had to narrow the waist of the dress to fit her perfectly.
2. vernauwen (minder breed worden)
   As we entered the village, the wide road narrowed into a cobblestone path.