·

moon (EN)
zelfstandig naamwoord, werkwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
Moon (eigennaam)

zelfstandig naamwoord “moon”

enkelvoud moon, meervoud moons
  1. maan (elke natuurlijke satelliet van een planeet)
    The astronomer spent countless nights studying the moons orbiting Jupiter.
  2. maan (literair, een duur van ongeveer een maanmaand)
    They stayed in the desert for many moons until the weather grew cooler.
  3. een voorstelling van de maan, vaak halvemaanvormig
    The carnival float was decorated with glowing stars and moons.
  4. (historisch) een halvemaanvormig buitenwerk in een vestingwerk
    The castle's defenders built moons to better guard its gates.

werkwoord “moon”

infinitief moon; hij moons; verleden tijd mooned; volt. deelw. mooned; ger. mooning
  1. billen tonen
    The teenagers in the back of the bus mooned passing cars just to get a reaction.
  2. smachten (over iemand)
    She spent hours mooning over her favorite singer’s new photos.