bijvoeglijk naamwoord “free”
free, comp. freer, sup. freest
- gratis
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The museum offers free admission every Sunday.
- vrij (niet in gebruik of bezet)
The parking spot next to the blue car is free if you want to park there.
- vrij (om iets te doen)
After finishing his homework, he was free to play video games all evening.
- vrij (niet onder fysieke beperking of in gevangenschap)
After years of captivity, the bird was finally free and flew into the open sky.
- vrij (een land dat individuele vrijheden biedt)
In a free society, everyone has the right to express their opinions without fear of government retaliation.
- vrij (beschikbaar voor gebruik, aanpassing en distributie met minimale of geen beperkingen)
Linux is a free operating system that allows users to modify and share it without restrictions.
- vrij (niet geblokkeerd)
After hours of work, the path through the snow was finally free.
- vrij (niet vastgemaakt aan iets of chemisch gecombineerd)
In the experiment, they discovered a molecule with a free electron.
- vrij van
She drinks only water that is free of impurities.
- vrij (gekenmerkt door een verzameling van generatoren die geen niet-triviale relaties bevredigen)
In our study, we found that the group generated by the letters a and b is free.
- vrij (niet beperkt door kwantoren)
In the expression x > 5, x is a free variable.
werkwoord “free”
infinitief free; hij frees; verleden tijd freed; volt. deelw. freed; ger. freeing
- bevrijden
The police freed the people who were taken hostage.
- bevrijden van
The locksmith freed the dog from its tight chain.
- vrijgeven (geheugenruimte teruggeven aan het systeem voor hergebruik)
After the program finished using the data, it freed the memory to prevent leaks.