·

comma (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “comma”

enkelvoud comma, meervoud commas, commata
  1. komma
    She used a comma to separate each clause in her long sentence.
  2. een vlinder van het geslacht Polygonia die een kleine komma-vormige markering op zijn ondervleugels heeft
    We watched a bright orange comma flutter across the garden path.
  3. (in de muziek) een klein verschil in toonhoogte tussen twee intervallen die verder als hetzelfde worden beschouwd
    Using the Pythagorean tuning results in the Pythagorean comma between diatonically equivalent notes.
  4. (Genetica) een scheidingsteken dat wordt gebruikt om items in een genetische code te scheiden.
    Removing a comma in the DNA sequence caused an unexpected protein change.
  5. (in de retorica, in het Oudgrieks) een korte zin of clausule, vaak aangegeven door een komma
    An orator might pause slightly for a comma to emphasize a point.