zelfstandig naamwoord “paper”
enkelvoud paper, meervoud papers of ontelbaar
- papier
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She needed some paper to wrap the gift.
- een vel of stuk papier
He scribbled his address on a paper and handed it to me.
- krant
He reads the morning paper over breakfast.
- artikel
The researchers presented their paper on renewable energy.
- een essay of verslag geschreven door een student
She is working on her final paper for English class.
- examen
The students studied hard for the math paper.
- behang
They chose a striped paper to decorate the hallway.
- papier (in het spel "steen, papier, schaar")
He played paper, but I beat him with scissors.
- geld, vooral in de vorm van bankbiljetten
He's earning good paper at his new job.
- waardepapieren
Investors are buying government paper as a safe investment.
werkwoord “paper”
infinitief paper; hij papers; verleden tijd papered; volt. deelw. papered; ger. papering
- behangen
They decided to paper the bedroom with a floral pattern.
- iemand's eigendom met wc-papier bedekken als een grap
On Halloween, the teenagers papered their neighbor's trees.