·

index (EN)
zelfstandig naamwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord

zelfstandig naamwoord “index”

enkelvoud index, meervoud indexes
  1. index
    I found the topic I was looking for by checking the book's index.

zelfstandig naamwoord “index”

enkelvoud index, meervoud indices, indexes
  1. Index (een klein getal of symbool dat naast een letter of getal wordt geschreven om een bepaalde eigenschap aan te geven)
    In H₂O, the '2' is an index indicating there are two hydrogen atoms.
  2. index (een getal dat veranderingen in het niveau van iets in de economie aangeeft in vergelijking met een standaard of eerdere waarde)
    The stock market index fell sharply today.
  3. index (in de informatica, een nummer of sleutel die de positie van een item in een lijst of array aangeeft)
    Each element in the array can be accessed using its index.
  4. index (in de informatica een datastructuur die de snelheid van gegevensopvraging verbetert)
    The database uses an index to quickly locate data.

werkwoord “index”

infinitief index; hij indexes; verleden tijd indexed; volt. deelw. indexed; ger. indexing
  1. een index maken voor een boek of verzameling van informatie
    She spent hours indexing the encyclopedia.
  2. indexeren (in de informatica: indexen toekennen aan gegevens om de toegangssnelheid te verbeteren)
    The search engine indexes new web pages every day.
  3. indexeren (in de economie een bedrag aanpassen aan veranderingen in een prijsindex)
    Their salaries are indexed to inflation.