zelfstandig naamwoord “start”
enkelvoud start, meervoud starts
- het begin
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
We planned our project carefully, ensuring a smooth start.
- de startlijn
Runners lined up at the start, ready to sprint as soon as the gun fired.
- de schrikreactie
She gave a start when the thunder crashed loudly.
- de zaailing (met uitleg: jonge plant gekweekt in een container)
I bought tomato starts to plant in my vegetable garden this spring.
- de voorsprong
She had a start on the competition thanks to her early training.
werkwoord “start”
infinitief start; hij starts; verleden tijd started; volt. deelw. started; ger. starting
- beginnen
We plan to start our road trip at dawn.
- starten (met uitleg: een voertuig of machine activeren)
He started the car and let it warm up for a few minutes.
- schrikken (als reactie) / doen schrikken (veroorzaken van de reactie)
The mouse darted out and started the cat, causing it to leap into the air.
zelfstandig naamwoord “start”
enkelvoud start, meervoud starts of ontelbaar
- de uitsteeksel
The shelf has a start at one end that keeps books from sliding off.
- de handgreep (met uitleg: van een gereedschap of uitrusting)
He gripped the start of the plough firmly as he prepared the field for planting.
- de schoep (met uitleg: van een waterrad)
The engineer examined the start of the water wheel to ensure it was functioning properly.
- de trekstang (met uitleg: in een machine, bewogen door een dier)
The farmer attached the horse to the start to begin working the cotton gin.