bijvoeglijk naamwoord “simple”
simple, comp. simpler, sup. simplest
- eenvoudig
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The instructions for the game are simple; even a child can understand them.
- simpel (basis, zonder extra's)
She wore a simple black dress with no jewelry for the interview.
- puur (precies zoals beweerd)
It's a simple case of mistaken identity, nothing more.
- gewoon (geen speciale sociale status)
He was a simple farmer, content with his life in the countryside.
- onvoltooid (verwijzend naar werkwoordstijden zonder hulpwerkwoord)
In English, "he walks" is an example of the simple present tense.