werkwoord “let”
infinitief let; hij lets; verleden tijd let; volt. deelw. let; ger. letting
- toestaan
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She let her friend borrow the dress for the party.
- niet storen (om onderscheid te maken van "toestaan")
His mother let him play outside after he finished his homework.
- laten stromen (specifiek voor het vrijgeven van een vloeistof)
The child let some air out of the balloon to prevent it from popping.
- verhuren
She's letting her apartment to a student for the semester.
- gunnen (in de context van het aanbieden van een baan of project)
The city council decided to let the contract for the new park to the lowest bidder.
- laten we (gebruikt om een voorstel te doen)
Let's go to the park and enjoy the sunny weather.
- laten weten (in de context van "laat me weten")
Please let me know what you want for dinner.
zelfstandig naamwoord “let”
enkelvoud let, meervoud lets
- verhuur
After renovating the apartment, they put it up for let at a higher price.
- belemmering
The broken elevator became a significant let to the movers trying to deliver furniture to the top floor.
- netbal
During her serve, the ball grazed the net and landed in, so the umpire called a let and she served again.