identity (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “identity”

sg. identity, pl. identities or uncountable
  1. identiteit
    After moving to a new country, she struggled to maintain her cultural identity.
  2. gelijkheid (om te verduidelijken dat het gaat om de conditie van hetzelfde zijn als iets anders)
    The identity of these two samples required laboratory testing.
  3. identiteit (als in de rol of het imago dat iemand aan anderen laat zien)
    He assumed a false identity to escape from the police.
  4. identiteitsvergelijking (om aan te geven dat het om een wiskundige vergelijking gaat)
    In trigonometry, sin^2(x) + cos^2(x) = 1 is a fundamental identity.
  5. identiteitsfunctie (om te specificeren dat het een functie in de wiskunde betreft)
    The identity function in programming simply returns the value that was passed as an argument.
  6. neutraal element (om aan te duiden dat het een element in de wiskunde is dat een ander element onveranderd laat bij een specifieke bewerking)
    In matrix multiplication, the identity matrix leaves other matrices unchanged when it is used as a multiplier.