design (EN)
zelfstandig naamwoord, werkwoord

zelfstandig naamwoord “design”

sg. design, pl. designs or uncountable
  1. ontwerp (de gedetailleerde instructies voor het creëren van een object of systeem)
    The design for the new bridge specifies that it must withstand earthquakes of up to 8.0 magnitude.
  2. vormgeving (de schikking en stijl van elementen in een kunstwerk)
    The design of the mural incorporated vibrant colors and geometric shapes to convey a sense of joy.
  3. opzet (een doelbewust plan of schema, vaak met een negatieve bijklank)
    She was wary of his friendly demeanor, suspecting he had a hidden design to cheat her out of her inheritance.
  4. ontwerpkunst (de kunst van het ontwerpen)
    The quality of furniture design is high in Sweden.

werkwoord “design”

design; he designs; past designed, part. designed; ger. designing
  1. ontwerpen (plannen of tekeningen maken voor iets dat gemaakt of gebouwd zal worden)
    She designed a beautiful garden layout that included a variety of flowers and a small pond.