zelfstandig naamwoord “wing”
enkelvoud wing, meervoud wings
- vleugel (het lichaamsdeel van een vogel, vleermuis of insect dat het in staat stelt te vliegen)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The eagle spread its wings and soared into the sky.
- vleugel (het grote, platte deel van een vliegtuig dat lift geeft)
From my window seat, I could see the plane's wing stretching out beside me.
- eskader
The air force deployed a wing of fighter jets to patrol the region.
- vleugel (een deel van een gebouw dat zich uitstrekt vanaf het hoofdgedeelte)
The school's new wing will be completed next spring.
- vleugel (politiek)
The party's reformist wing is pushing for changes in policy.
- spatbord
After the minor accident, there was a dent in the car's left wing.
- vleugelspeler
The wing sprinted down the field to receive the pass.
werkwoord “wing”
infinitief wing; hij wings; verleden tijd winged; volt. deelw. winged; ger. winging
- vliegen
The hummingbird winged from one flower to the next.
- improviseren
With no script, the actor had to wing his performance.
- verwonden (licht)
The officer was winged by a stray bullet during the chase.