·

traveling (EN)
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
travel (werkwoord)

zelfstandig naamwoord “traveling”

enkelvoud traveling us, travelling uk, meervoud travelings us, travellings uk of ontelbaar
  1. Lopen
    The referee blew the whistle and called traveling when the player took three steps without dribbling.

bijvoeglijk naamwoord “traveling”

basisvorm traveling us, travelling uk, niet-vergrotend
  1. Reis-
    She always brings her traveling journal to document her adventures in new cities.