·

contemporary (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “contemporary”

basisvorm contemporary (more/most)
  1. hedendaags
    The museum features art from the 16th century alongside works by contemporary artists.
  2. tijdgenoot (als bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld in "tijdgenoot van")
    Shakespeare was contemporary with Queen Elizabeth I, both living in the late 16th century.

zelfstandig naamwoord “contemporary”

enkelvoud contemporary, meervoud contemporaries of ontelbaar
  1. tijdgenoot (als zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld in "Hij was een tijdgenoot van...")
    Beethoven was a contemporary of Mozart, both being influential composers of the classical era.