werkwoord “believe”
infinitief believe; hij believes; verleden tijd believed; volt. deelw. believed; ger. believing
- geloven
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
When she told me she had seen a ghost, I didn't believe her.
- vertrouwen
He believes in his team's ability to win the championship this year.
- menen (als in een mening hebben)
I believe the weather will be sunny tomorrow, according to the forecast.
- geloven (als in het juist of wenselijk achten)
She believes in equal rights for all citizens.
- geloven (in een religieuze zin)
They believe deeply in their religion and its teachings.