·

absolute (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “absolute”

basisvorm absolute, niet-vergrotend
  1. absoluut
    Her trust in him was absolute.
  2. volstrekt
    The party was an absolute blast!
  3. onbetwistbaar
    The scientist needed absolute proof before making any conclusions.
  4. definitief
    The court's ruling on the case is now absolute, so no further appeals can be made.
  5. onbeperkt
    The king had absolute control over the entire kingdom.
  6. absoluut (op zichzelf gemeten)
    The mountain's height in absolute terms is 3,000 meters.
  7. absoluut (wiskundig)
    The absolute difference between -3 and 3 is 6.

zelfstandig naamwoord “absolute”

enkelvoud absolute, meervoud absolutes
  1. een overtuiging of idee dat als universeel waar of belangrijk wordt beschouwd in alle situaties
    For him, honesty is an absolute that should never be compromised.
  2. in de filosofie, de ultieme realiteit of entiteit waarmee alles in het universum verbonden is of deel van uitmaakt
    Philosophers often debate whether the Absolute is the ultimate source of all existence.