type (EN)

zelfstandig naamwoord, werkwoord

zelfstandig naamwoord “type”

1. type
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   We saw many different types of animals at the zoo.
2. Type (het soort persoon tot wie iemand zich aangetrokken voelt)
   She's just not his type.
3. type (persoon)
   The cafe was filled with artistic types discussing their work.
4. letter, letters of karakters gebruikt bij het drukken
   The headline was printed in bold type.
5. type (computing, een categorie van gegevens in programmeertalen, zoals integer of string)
   You must declare the type of each variable in this program.
6. bloedgroep
   The doctor checked his type before the transfusion.
7. type (biologie, een exemplaar dat wordt gebruikt als referentie voor het definiëren van een soort)
   The type specimen of this butterfly is kept in the museum.

werkwoord “type”

1. typen
   She typed an email to her colleague.
2. iets classificeren of categoriseren
   The scientists typed the bacteria based on their genetic makeup.
3. typeren (bloedgroep)
   The nurse typed his blood before the operation.