that (EN)

voegwoord, lidwoord, voornaamwoord, bijwoord

voegwoord “that”

1. dat
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   She said that she would be late.

lidwoord “that”

1. die/dat (die voor meervoud of vrouwelijk enkelvoud, dat voor onzijdig enkelvoud)
   Look at that mountain in the distance; it's beautiful.

voornaamwoord “that”

1. die, dat
   The artist that won the award is a friend of mine.
2. dat
   I can't believe she finished the marathon. That's impressive.

bijwoord “that”

1. zo
   She was that excited she couldn't stop smiling.
2. zo (vaak gebruikt in negatieve zinnen)
   I don't care that much about winning the game.