·

replace (EN)
werkwoord

werkwoord “replace”

infinitief replace; hij replaces; verleden tijd replaced; volt. deelw. replaced; ger. replacing
  1. vervangen
    After the storm, we had to replace the damaged roof tiles.
  2. terugbetalen (teruggeven van geleend geld of goederen)
    If you borrow money from the cash register, make sure to replace it by the end of the day.
  3. terugplaatsen (iets terugzetten op de oorspronkelijke plek of in de oorspronkelijke staat)
    After cleaning the camera lens, he carefully replaced it in its protective case.
  4. overnemen (de taken of rol van iemand anders overnemen die een positie heeft verlaten)
    She was excited to replace the retiring manager and bring new ideas to the team.