·

overnight (EN)
bijwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijwoord “overnight”

overnight
  1. 's nachts
    They decided to let the machine run overnight and check the results in the morning.
  2. plotseling
    She became famous overnight after her song topped the charts.

bijvoeglijk naamwoord “overnight”

basisvorm overnight, niet-vergrotend
  1. nachtelijk
    We took an overnight train to the city.
  2. plotseling (snel)
    He experienced overnight success with his first book.
  3. voor één nacht
    They prepared for an overnight camping trip in the mountains.

zelfstandig naamwoord “overnight”

enkelvoud overnight, meervoud overnights
  1. een verblijf voor één nacht
    She booked an overnight at a quaint bed and breakfast.