zelfstandig naamwoord “fund”
enkelvoud fund, meervoud funds of ontelbaar
- fonds (een bedrag aan geld dat is gespaard of toegewezen voor een specifiek doel)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The community set up a fund to raise money for the new playground.
- fonds (een organisatie die een verzameling geld beheert voor investering)
After consulting her financial advisor, she invested in an international fund to diversify her portfolio.
- voorraad
With his fund of knowledge on the subject, he was the perfect candidate to lead the seminar.
werkwoord “fund”
infinitief fund; hij funds; verleden tijd funded; volt. deelw. funded; ger. funding
- financieren
The government agreed to fund the construction of the new hospital in the city center.
- storten (in een fonds)
She automatically funds her retirement account each month to prepare for the future.