·

convince (EN)
werkwoord

werkwoord “convince”

infinitief convince; hij convinces; verleden tijd convinced; volt. deelw. convinced; ger. convincing
  1. overtuigen
    The before-and-after photos convinced her that the diet program really worked.
  2. overhalen (met de intentie iemand tot een bepaalde actie te bewegen)
    She convinced her friend to join the dance class with her.