·

worked (EN)
bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
work (werkwoord)

bijvoeglijk naamwoord “worked”

basisvorm worked, niet-vergrotend
  1. gemaakt (op een specifieke manier of tot een bepaalde mate)
    The intricate jewelry was worked with such precision that each detail was a testament to the artisan's skill.
  2. bewerkt (door inspanning of actie)
    The leather was worked until it became soft and pliable, perfect for crafting into a comfortable pair of shoes.
  3. versierd (met decoratieve ontwerpen of kenmerken)
    The wedding dress was beautifully worked with pearls and lace, making it a stunning centerpiece of the ceremony.
  4. uitgewerkt (getoond met het proces of de stappen die gebruikt zijn om het te bereiken)
    The math problem was worked out on the board step by step, so students could follow the teacher's reasoning.