bijwoord “well”
- goed
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She cooked the meal well, and everyone enjoyed it.
- behoorlijk
The room was well lit, making it easy to read.
bijvoeglijk naamwoord “well”
well, comp. better, sup. best
- gezond
After her surgery, she felt well and could return to work.
tussenwerpsel “well”
- nou
Well, if you think that's the best decision, let's go with it.
- nou (uitdrukking van irritatie of belediging)
Well! There was no need to say that.
- nou (om tijd te winnen of na te denken voor het spreken)
zelfstandig naamwoord “well”
enkelvoud well, meervoud wells
- put
They dug a well to provide water for the village.
- kuiltje
She pressed her thumb into the dough to create a well for the jam.
- bron (figuurlijk voor een overvloedige voorraad)
The library was a well of knowledge for the curious student.
- rechtszaal (specifiek de ruimte in een rechtszaal)
The lawyer approached the well to address the judge.
- smeltkroes (in een oven)
The foundry workers carefully monitored the well of the furnace.
- huisdrank (voor een eenvoudige mixdrank met standaard sterke drank)
At the bar, he ordered a well to save money.
werkwoord “well”
infinitief well; hij wells; verleden tijd welled; volt. deelw. welled; ger. welling
- opwellen
Water welled from the spring after the rain.
- opwellen (bijvoorbeeld tranen in de ogen)
Her eyes welled with tears.