telwoord “ten”
- tien
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She bought ten apples from the market.
zelfstandig naamwoord “ten”
enkelvoud ten, 10, meervoud tens, 10s
- tiental
The teacher asked us to count the pencils and organize them in tens for the art project.
- tien uur
The meeting is scheduled to start at ten in the morning.
- tientallen (wanneer het specifiek gaat over aantallen tussen de twintig en honderd)
I found tens of books in the attic, more than I expected but fewer than a hundred.
- tien (als speelkaart)
In our game of poker last night, I was thrilled to draw a ten of hearts, completing my flush.
- tientje (informeel gebruikt voor een biljet of munt van tien eenheden)
I only have a fifty, so could you change it into five tens?
- tien (als beoordeling van aantrekkelijkheid; in context: "een echte tien")
At the party, everyone agreed that Mark was a ten.