·

talking (EN)
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
talk (werkwoord)

zelfstandig naamwoord “talking”

enkelvoud talking, meervoud talkings of ontelbaar
  1. praten
    During the meeting, John did most of the talking while everyone else listened.

bijvoeglijk naamwoord “talking”

basisvorm talking, niet-vergrotend
  1. sprekend (in staat om geluiden te maken of te spreken)
    The talking parrot greeted everyone who walked by.