·

five (EN)
telwoord, zelfstandig naamwoord

telwoord “five”

five, 5
  1. vijf
    She has five apples in her basket.

zelfstandig naamwoord “five”

enkelvoud five, meervoud fives of ontelbaar
  1. het symbool of cijfer "5"
    There are two fives in the number 505.
  2. vijf uur
    Dinner will be ready by five.
  3. vijfje (bankbiljet van vijf eenheden van een valuta)
    I handed the cashier a five to pay for my coffee.
  4. een korte pauze, meestal van ongeveer vijf minuten
    Let's take a quick five before we continue with the meeting.
  5. vijfjarige
    The fives were excited to start kindergarten this year.