·

system (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “system”

enkelvoud system, meervoud systems
  1. systeem (een groep van gerelateerde onderdelen die samenwerken als een geheel)
    The human body is a complex system of cells and organs.
  2. systeem (een methode of reeks procedures om iets te doen)
    We need to develop a better system for tracking expenses.
  3. systeem
    The new software system will help manage the inventory more efficiently.
  4. systeem (maatschappelijke orde)
    They rebelled against the system by staging a protest.
  5. systeem (fysiologie, een groep organen in het lichaam met een gemeenschappelijke functie)
    The nervous system transmits signals throughout the body.
  6. stelsel (wiskunde, een verzameling vergelijkingen die gerelateerd zijn en samen kunnen worden opgelost)
    She solved the system of equations to find the unknown variables.
  7. stelsel (astronomie, een groep hemellichamen die zich in relatie tot elkaar bewegen)
    Our solar system includes eight planets orbiting the sun.
  8. systeem (muziek, een set van notenbalken in muzieknotatie die gelijktijdig moeten worden gespeeld)
    In the conductor's score, the systems showed all the parts for each instrument.