·

simplify (EN)
werkwoord

werkwoord “simplify”

infinitief simplify; hij simplifies; verleden tijd simplified; volt. deelw. simplified; ger. simplifying
  1. vereenvoudigen (door complexe delen te verwijderen of uit te leggen)
    The teacher simplified the math problem by breaking it down into smaller, more manageable steps.
  2. vereenvoudigen (het proces waarbij iets minder gecompliceerd wordt)
    As the discussion progressed, the arguments began to simplify and the core issues became more apparent.