·

shopping (EN)
zelfstandig naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
shop (werkwoord)

zelfstandig naamwoord “shopping”

enkelvoud shopping, meervoud shoppings of ontelbaar
  1. winkelen
    Jessica spent the afternoon shopping for a new dress for her friend's wedding.
  2. artikelen die gekocht zijn
    Mark showed his friends all the shopping he had done, including a new jacket and some video games.
  3. winkelaanbod (het geheel van winkels en faciliteiten beschikbaar voor aankopen)
    The new mall offers excellent shopping with its wide variety of stores and restaurants.
  4. naar de werkplaats sturen (het sturen van machines of apparatuur naar een werkplaats voor uitgebreide reparatie of opknapbeurt)
    The old locomotive is due for shopping after years of reliable service on the tracks.