zelfstandig naamwoord “shingle”
enkelvoud shingle, meervoud shingles of ontelbaar
- dakspan
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The storm blew several shingles off our roof, and we had to repair it before the rain returned.
- kiezel
We walked along the beach, our steps crunching on the shingle beneath our feet.
werkwoord “shingle”
infinitief shingle; hij shingles; verleden tijd shingled; volt. deelw. shingled; ger. shingling
- bedekken met dakspanen
The carpenters worked all day to shingle the new house before the rain came.
- haar knippen zodat het in overlappende lagen valt
She decided to shingle her hair into a stylish bob.