·

remain (EN)
werkwoord

werkwoord “remain”

infinitief remain; hij remains; verleden tijd remained; volt. deelw. remained; ger. remaining
  1. blijven
    Despite the chaos around her, she remained calm.
  2. achterblijven
    After the party ended, only a few close friends remained to help clean up.
  3. nog moeten worden gedaan (in de context van aandacht nodig hebben, opgelost of uitgevoerd moeten worden)
    Many tasks remain before we can consider the project complete.